Vraag-antwoord-slang

Doel: voorkennis acitiveren/kennis herhalen
Groepssamenstelling: tweetallen/klassikaal 
Voorbereiding: een redelijk kaartjes maken met op de voorkant een vraag en een antwoord van een andere vraag op de achterkant. Ieder kaartje heeft dus een vraag en een antwoord dat niet bij de vraag op het kaartje past. De vragen en antwoorden moeten kort geformuleerd kunnen worden. 

Werkwijze
- Alle leerlingen krijgen een kaartje met daarop een vraag en een antwoord. 
- Het eerste (gemarkeerde) kaartje met daarop de eerste vraag uit de slang kan gesteld worden door de docent. Deze vraag wordt klassikaal gesteld. 
- Eén van de leerlingen heeft op zijn of haar kaartje het antwoord op deze vraag staan. De leerling met dit kaartje geeft het antwoord en stelt de vraag die op de achterkant van zijn of haar kaartje vermeld staat. Degene die het antwoord op deze vraag op het kaartje heeft staan in nu aan de beurt. Enzovoort. 

Variatiemogelijkheden
- De eerste keer gaat deze werkvorm nog niet erg snel, maar als de leerlingen het eenmaal doorhebben kan er een timer ingezet worden om de klas aan te sporen om snel te werken.
- Om het werktempo te verhogen kunnen de leerlingen in plaats van klassikaal in groepen proberen een slang te vormen. 
- De leerlingen krijgen de vragen genummerd op papier en schrijven daarachter steeds het gegeven juiste antwoord.