GIPS-model

Om leerlingen op een actieve opdracht te geven waarbij het samenwerkend leren kan worden toegepast, moet de opdracht voldoen aan de eisen die vallen onder de onderdelen van GIPS, stelt Hattie (2007).
G. De G binnen de afkorting staat hierbij voor ‘Gelijkheid in aandeel’. Dit houdt in dat een opdracht zo moet worden opgesteld dat ieder groepslid min of meer een gelijk aandeel moet leveren, bij moet dragen aan het eindresultaat en dit ook moet kunnen bewijzen. Dit kan worden bewerkstelligd door leerlingen bijvoorbeeld ieder een eigen rol of verantwoordelijkheid toe te kennen. Hierbij valt te denken aan rollen als voorzitter, materiaalverantwoordelijke, schrijver, tijdbewaker, informatiezoeker, presentator of groepsvragensteller.
I. De I staat voor 'individuele verantwoordelijkheid'. Alle groepsleden zijn hierbij individueel verantwoordelijk voor het eindresultaat. De individuele verantwoordelijkheid kan onder andere worden vergroot door de leerlingen van te voren te laten weten dat er een willekeurig groepslid namens de groep gekozen gaat worden om het eindresultaat te presenteren of toe te lichten. Hierbij kan een namenkiezer of een beurtverdeler worden ingezet. Voorbeelden hiervan zijn te vinden onder het kopje 'Beurten en groepen verdelen'. Uit onderzoek blijkt dat leerlingen dit sneller accepteren omdat de willekeur binnen de beurtverdeling dan groter is dan wanneer de docent een leerling kiest.
P. De P reflecteert de positieve wederzijdse afhankelijkheid. Hierbij staat centraal dat alle groepsleden elkaar nodig hebben om tot een succesvol eindresultaat te komen. Dit moet dus worden opgenomen in de formulering van de opdracht. Er moet samen een beter resultaat geboekt kunnen worden dan individueel. Als dit in een opdracht duidelijk naar voren komt, zullen de leerlingen gemotiveerder samenwerken.                   
S.
De laatste letter, de S, staat voor simultane activiteit. Hierbij is het van belang dat alle groepsleden, ook binnen verschillende rollen, tegelijkertijd aan de slag  kunnen.